Colloïdaal Grafeen
Werk gedaan bij | Universiteit van Amsterdam |
Status | Afgerond (waarschijnlijk) |
Zie ook: artikel op Engineers Online, en de publicatie in Nature Communications (in het Engels).
In plaats van hier zelf een lang stuk aan elkaar te brijen, plak ik hier gewoon het persbericht geschreven door de wetenschapscommunicatie mensen van de universiteit. Dat scheelt mij weer tijd, en het is beter geschreven dan ik dat kan. Denk ik.
Tweedimensionale materialen, die bestaan uit een enkele, hyperdunne laag van atomair kristal, hebben eigenschappen die heel anders zijn dan die van hun driedimensionale tegenhangers. Dat is mede te danken aan de defecten in het rooster, de plekken waar de kristalstructuur juist níét perfect is. Op die plekken wordt de geordende rangschikking van de atomen verstoord en verandert plaatselijk hun coördinatie.
Hoewel is aangetoond dat defecten cruciaal zijn voor de materiaaleigenschappen, en ze bijna altijd ofwel aanwezig zijn, ofwel bewust worden toegevoegd, is er maar weinig bekend over hoe defecten ontstaan en hoe ze in de loop van de tijd evolueren. De reden daarvoor is eenvoudig: atomen zijn simpelweg te klein en bewegen te snel om ze rechtstreeks te kunnen volgen.
In een poging om de defecten in grafeenachtige materialen zichtbaar te maken, ontdekte het team van de UvA en New York University een manier om micrometers grote modellen van atomair grafeen te bouwen. Hiertoe gebruikten ze ‘patchy particles’: deeltjes die groot genoeg zijn om gemakkelijk zichtbaar te zijn onder een microscoop, maar klein genoeg om allerlei eigenschappen van echte atomen te reproduceren. Ze hebben dezelfde gecoördineerde interactie als atomen in grafeen en vormen daardoor eenzelfde structuur.
De onderzoekers bouwden zo een modelsysteem en gebruikten dat om inzicht te krijgen in de defecten, hun vorming en hun tijdsevolutie. De resultaten werden in Nature Communications gepubliceerd. Grafeen bouwen
Grafeen bestaat uit koolstofatomen die elk drie buren hebben, gerangschikt in het bekende ‘honingraatpatroon’. Het is die bijzondere structuur die grafeen zijn unieke mechanische en elektronische eigenschappen geeft. Om dezelfde structuur in hun model te bewerkstelligen gebruikten de onderzoekers microscopisch kleine bolletjes van polystyreen, voorzien van drie nog kleinere ‘lapjes’ van een materiaal dat bekend staat als 3-(trimethoxysilyl)propyl – of kortweg TPM. De configuratie van de stukjes TPM bootste de rangschikking van koolstofatomen in het grafeenrooster na. De onderzoekers maakten de TPM-stukjes vervolgens aantrekkend, zodat de deeltjes bindingen met elkaar konden vormen, wederom in analogie met de koolstofatomen in grafeen.
Nadat de deeltjes een paar uur met rust waren gelaten, zagen de onderzoekers onder de microscoop dat de ‘namaak-koolstofdeeltjes’ zichzelf inderdaad rangschikten in een honingraatpatroon. Vervolgens keken ze in meer detail naar de defecten in het rooster van dit model-grafeen. Ze zagen dat het model ook in dat opzicht werkte: er waren karakteristieke patronen van defecten te zien, zoals die ook bekend waren uit atomair grafeen. Maar in tegenstelling tot echt grafeen konden de natuurkundigen, door de lange vormingstijd en het rechtstreeks observeren, nu de defecten vanaf hun eerste vorming tot hun integratie in het rooster blijven volgen. Onverwachte resultaten
De nieuwe blik op de groei van grafeen-achtige materialen heeft al direct geleid tot nieuwe kennis over deze tweedimensionale structuren. Zo ontdekten de onderzoekers dat de meest voorkomende soort defecten onverwacht al gevormd worden in de allereerste groeistadia, nog voordat het rooster is opgebouwd. Ze zagen ook hoe de verstoring van het rooster vervolgens ‘gerepareerd’ wordt door een tweede defect, waardoor een stabiele configuratie van defecten ontstaat die ofwel langdurig aanwezig blijft, ofwel heel langzaam verder ‘geneest’ tot een regelmatiger rooster.
Daarmee maakt het modelsysteem het niet alleen voor allerlei toepassingen mogelijk om het grafeenrooster op grotere schaal na te bouwen, maar leiden de rechtstreekse waarnemingen ervan ook tot inzichten in de atomaire dynamica van deze klasse van materialen. Aangezien defecten een centrale rol spelen in de eigenschappen van alle atomair dunne materialen, helpen zulke rechtstreekse waarnemingen aan modelsystemen ook om hun atomaire tegenhangers beter te ontwerpen – iets wat bijvoorbeeld toegepast kan worden bij het maken van ultralichte materialen en elektronische apparaten.